Aan het woord: Hendrik Delaruelle

Hendrik Delaruelle
Durf springen!
Over wachtlijsten, maatschappelijke drempels en kleinkinderen
Zeven jaar geleden ruilde Hendrik Delaruelle zijn job als sectorverantwoordelijke welzijn bij Broeders van Liefde in voor de directeursstoel bij het Vlaams Welzijnsverbond. Een vluchtige blik op zijn Twitter-account vlak voor ons interview toont ons een resem aan krachtdadige boodschappen over welzijnstopics als wachtlijsten, personeelstekorten en Covid-19. “Sociaal ondernemen betekent meer durven springen en meer buiten de lijntjes durven kleuren.”
Redactie: Julie Goditiabois en Mattias Devriendt, fotografie: Filip Erkens
Naast zijn koffie ligt een blad met 17 belangrijke tendensen die hij in de maatschappij ziet. “Ik denk dat ze allemaal wel de revue zullen passeren zeker?” lacht hij. Het gebeurt niet elke dag dat we iemand in zijn eigen woonkamer interviewen. Terwijl we gezellig wat bijpraten, zouden we haast vergeten dat we hier zijn om de directeur van de koepelorganisatie van de Vlaamse en Brusselse welzijnssector te interviewen. Hendrik is immers een oude bekende. Maar liefst 28 jaar werkte hij bij Broeders van Liefde en hij moet lachen als we hem een beetje melig vragen of hij ons mist. “Ja, natuurlijk. Ik ken er zoveel mensen. Maar ik zie vooral dat Broeders van Liefde trouw blijft aan haar missie. Dat apprecieer ik enorm. Ze blijft opkomen voor de meest kwetsbaren. Dat is zichtbaar in de initiatieven die ze neemt en blijft nemen. Het is een organisatie die volhoudt en volhardt.”
Nu kan je van buitenaf naar Broeders van Liefde kijken. Wat valt je op?
“Van alles eigenlijk. Wat mij blijft verbazen, is hoe goed de organisatie er vandaag in slaagt om haar missie hedendaags te vertalen. Dat is niet evident met zo’n missie. Sinds een dik jaar is er vanuit de organisatie ook een nieuw elan in de samenwerking met de koepel. Heel tof om te voelen. Ik voel echt dat jullie naar beleidsmakers in Vlaanderen toe een trekkersrol trekkersrol en een verantwoordelijkheid opnemen. Daar ben ik echt wel blij mee. Tot slot is Broeders van Liefde een organisatie die actief is in meerdere sectoren. Dat opent de deuren voor een geïntegreerde werking tussen sectoren als welzijn en bijvoorbeeld buitengewoon onderwijs.”
Geïntegreerd
Er is wel wat te doen over die geïntegreerde werking en dat is niet altijd evident in de praktijk. Hoe zou jij ‘geïntegreerde werking’ omschrijven?
“Heel simpel? Het is luisteren naar de zorgvraag van een persoon. Wat is een persoon zijn zorg- en ondersteuningsvraag? Daarna stel je jezelf de vraag: hoe kunnen wij daar een antwoord op bieden? Een kind kan een vraag hebben naar ondersteuning op vlak van buitengewoon onderwijs en op vlak van welzijn. Maar veel interessanter is om het kind in zijn geheel te benaderen in plaats van vanuit de bestaande tweeledige structuur. In een geïntegreerde werking past de structuur zich aan aan het kind.”
Dat is ook het standpunt van de koepel?
“Ja. ‘Geïntegreerde zorg en ondersteuning’ is een van de vele tendensen die wij in de samenleving vaststellen en waar we als koepel op inzetten. Verschillende sectoren zullen zich hier op moeten voorbereiden: niet enkel buitengewoon onderwijs en welzijn, maar ook gewoon onderwijs en jeugdhulp. Moet er bijvoorbeeld nog langer een apart circuit zijn voor kinderen met een handicap? Waar ligt de lijn tussen de vroegere bijzondere jeugdzorg en gehandicaptenzorg? Allemaal achterhaalde discussies. We evolueren naar een geïntegreerd jeugd- en gezinsbeleid waar vertrokken wordt van de leeftijd van een persoon met zorgvragen en niet van de sector waar hij of zij al dan niet in past. Dat is een goede zaak. Het feit dat de overheid ook gekozen heeft om te evolueren naar een Agentschap Opgroeien* zet de tendens. Het staat trouwens ook in het regeerakkoord.”
In een geïntegreerde werking past de structuur zich aan aan het kind
William Boeva
Koepels en beleidsorganen: voor pakweg een opvoeder is het toch allemaal een beetje ver van het bed. Wat doet het Vlaams Welzijnsverbond eigenlijk precies?
“Ik begrijp dat, maar de krachten bundelen en samen je standpunt verwoorden naar de overheid toe, maakt je echt een pak sterker. Wij zijn een ledenvereniging met 750 leden en ongeveer 75 overleg- en adviesorganen. Een echte koepelorganisatie dus. Als werkgeversorganisatie vertegenwoordigen we onze leden dus in het paritair comité over loon- en arbeidsvoorwaarden. Maar we zijn meer dan dat. We doen aan collectieve belangenbehartiging. Zo nemen we standpunten van de sector mee naar de talloze overlegorganen waarin we onze leden vertegenwoordigen. En over dat alles proberen we transparant te zijn. Op vijf vergaderingen na, kunnen al onze leden participeren in alle vergaderingen én vrij alle verslagen raadplegen. Onze leden maken eigenlijk ons beleidsplan mee op.”
Terug naar de werkvloer. In de sector hoor je heel vaak de gevleugelde woorden ‘kwaliteit van leven’. Wat houdt dat voor jou in?
“Kwaliteit van leven is een universeel begrip. Het is voor elke mens met of zonder beperking een belangrijke issue. Het gaat over goede materiële omstandigheden. Dat is natuurlijk een subjectief gegeven, want wat voor jou belangrijk is op materieel vlak, is dat daarom niet per se voor mij. Maar het gaat ook over zelf keuzes kunnen maken. En over gezondheid. En over deelnemen aan het maatschappelijk leven.”
Inderdaad. En wat dat laatste betreft was je laatst erg scherp in een interview. Je zei: “In een inclusieve samenleving zijn we allemaal gevaccineerd.” Wat bedoel je daarmee?
“Klopt. Onlangs was ik op de inclusieve tentoonstelling ‘Ar(t)sène, die werken van kunstenaars met en zonder beperking samenbrengt. Ik wist totaal niet welke werken gemaakt waren door iemand met een beperking. Dat raakte me echt. Het maakte ook niet uit, want enkel de kunstwerken zelf en de emoties die ze bij de kijker opwekten, deden ertoe. Dat is wat een inclusieve samenleving is: het doet er niet toe, want je hoort erbij.”
Maar de realiteit is vaak anders…
“Inderdaad. Dan hoor je wat mensen als William Bouva (die in De Morgen getuigde over kwetsende opmerkingen over zijn beperking, red.) en Daan Vander Steene (zakelijk directeur van NTGent die in een rolstoel belandde en nu de slechte toegankelijkheid van vele plekken in Gent aanklaagt, red.) meemaken. Dat is de rauwe realiteit. En die is sinds Covid-19 nog wat scherper gesteld. Je wil niet weten wat medewerkers en vooral ook gebruikers in voorzieningen hebben doorstaan. Tijdens de eerste lockdown werden zij echt volledig afgesneden van de samenleving. Dat was zo ongelooflijk schrijnend. Ondertussen is er een vaccin dat zijn effectiviteit bewijst. Is het dan niet erg dat wij toch nog altijd met maatregelen geconfronteerd worden die de bewegingsruimte van mensen beperkt? Een inclusieve maatschappij is een maatschappij die drempels wegneemt. Een maatschappij die ervoor zorgt dat plekken toegankelijk zijn voor mensen met een rolstoel. Maar evenzeer een maatschappij die ervoor zorgt dat figuurlijke drempels verdwijnen. Corona heeft een enorme rem gezet op de participatie in de samenleving voor ons allemaal. Maar veel meer voor mensen met een beperking en voor jongeren.”
Dus door je te laten vaccineren neem je drempels weg voor mensen met een beperking…
“Absoluut. Ik vind trouwens dat beleidsmakers en media hierop veel meer de focus zouden moeten leggen in het debat over vaccinatie. Het gaat alsmaar over het aantal besmettingen, het aantal mensen op intensieve en het aantal doden. Sinds april 2020 horen we dagelijks datzelfde liedje. Maar is dit werkelijk de spiegel van onze samenleving? Is de enige motivatie om je te laten vaccineren de druk op de ziekenhuizen wegnemen? Het is uiteraard een belangrijk argument, maar het is absoluut niet het enige. Het gaat ook over mentaal welzijn van jongeren, over participeren aan de samenleving van mensen die het moeilijker hebben. Dat zijn facetten van het debat die geen kans lijken te maken.”
Is het niet aan jullie om dat argument in te brengen in het debat? Het gaat inderdaad vooral over de ziekenhuizen en het bedrijfsleven.
“Dat probeer ik, maar het onderwerp is voor de media niet zo flitsend als de ziekenhuizen of het bedrijfsleven. Over sectoren die volledig dicht moeten, wordt amper iets gezegd. Daar kan ik kwaad van worden. Over mentaal welzijn werd er tijdens de tweede golf plots veel gesproken, maar wanneer er een nieuwe golf kwam, bleek ook dat al snel weer te verdampen. Over de consequenties die op lange termijn zwaar zullen doorwegen, wordt weinig gesproken. Mensen in zorg en welzijn worden zo enorm overbevraagd. En daar gaan we op termijn de gevolgen van dragen. Let op: ik minimaliseer de ziekenhuiscijfers niet. Daar moet absoluut over gesproken worden. Maar het moet een en-en-verhaal zijn.”
Out of the box
Nu even over het uitbreidingsbeleid* van minister Beke. Hij wil er de wachtlijsten mee wegwerken. Zal dat lukken volgens jou of is het een voorbeeld van steekvlampolitiek?
“We gaan niet rond de pot draaien: eigenlijk zouden er geen wachtlijsten mogen zijn. Het is een maatschappelijke opdracht voor het werkveld én voor de beleidsmakers om daarop in te zetten. De Vlaamse regering heeft nu beslist om het uitbreidingsbeleid vervroegd in te zetten. Dat is een goede zaak, want mensen met ernstige en dringende zorgnoden krijgen zo op kortere termijn perspectief. Maar een hoerastemming is niet op zijn plaats. Reeds aan het begin van de legislatuur wisten we dat de inspanningen niet voldoende zouden zijn om aan alle zorg- en welzijnsnoden te voldoen.”
Veel meer dan wát je wil bereiken, vind ik het belangrijk hoe je iets bereikt. Draagvlak creëren en samenwerking zijn zo belangrijk
Door meer mensen met een beperking middelen te geven, blijkt het aanbod niet langer afgestemd op de vraag, vooral op vlak van gebouwen. Er zijn met andere woorden bedden te kort. Hoe moet onze organisatie daar volgens jou op inspelen?
(aarzelt) “Jullie moeten nu jullie ondernemerschap tonen en op korte termijn creatief zijn om mensen met dringende zorgvragen zo snel mogelijk een antwoord te bieden. Uitdagingen daarbij zijn inderdaad voldoende medewerkers en infrastructuur. Wanneer een voorziening plaats biedt aan 100 mensen, dan kan je er daar niet zomaar 120 of 200 van maken. Maar denk echt out of the box. Kijk naar de huurmarkt of naar andere opties die, desnoods tijdelijk, gebruikt kunnen worden. Misschien verblijven er nu mensen in voorzieningen die minder intensieve fysieke zorg nodig hebben? Misschien kunnen we op zoek naar infrastructuur die op maat van hen is, zodat er plaats vrijkomt in de voorzieningen voor mensen met een ernstige fysieke beperking? Het aspect ‘ondernemen’ in sociaal ondernemerschap komt, mede door de persoonsvolgende financiering, manifest op de voorgrond te staan.”
Sociaal ondernemerschap is hot bij Broeders van Liefde. Het directieseminarie (dat afgelast werd door corona, nvdr.) stond helemaal in het teken daarvan en ook in dit nummer besteden we extra aandacht aan het thema (zie p. 22-26, nvdr.) Wat betekent dat begrip voor jou?
“Het sociale aspect is binnen de sector absoluut geen probleem. De grootste uitdaging voor de sector ligt bij het ‘ondernemen’. Sociaal ondernemen binnen de sector betekent meer durven springen en meer buiten de lijntjes durven kleuren. Dat is ook de reden waarom ik bij geïntegreerde zorg pleit voor kaderdecreten in plaats van voor strikte kaders. Binnen de kaders moeten ondernemers ruimte krijgen om hun ding te doen, zonder gehinderd te worden door regels en tussenschotten. Maar wat sociaal ondernemerschap echt sociaal maakt, is dat winsten binnen de organisatie blijven. Wat je over hebt, worden middelen om aan te wenden ten dienste van je cliënt en je maatschappelijk doel. Daarin ligt het verschil met de commerciële sector.”
En toch zijn er ook binnen de sociale sector commerciële spelers actief. Dat is dan eigenlijk een contradictie…
“Private bedrijven hebben per definitie als doel winsten te maken die niet ten voordele van de gebruiker aangewend worden. Hun overschotten worden uitgekeerd aan aandeelhouders. Let op: een kleinschalig commercieel kinderdagverblijf is van een andere orde dan grote commerciële spelers. Dat besef ik ook wel. Maar ik zie weinig positieve kanten aan de commercialisering van de zorg. Als sociale ondernemers moeten we fundamenteel sociaal blijven en ondernemend worden. Het mag niet omslaan zodat we niet meer sociaal kunnen zijn omdat we té ondernemend worden.”
Als sociale ondernemers moeten we fundamenteel sociaal blijven en ondernemend worden
Kleinkinderen
Ben jij geboren met een hart voor mensen met een beperking of was er een moment waarop je een vonk hebt gekregen?
“Doe maar de vonk hoor. (lacht) Ik was 16 en begon als vrijwilliger in een voorziening voor mensen met een beperking. Voor mij was dat een totaal onbekende wereld. Ik kwam in een leefgroep te staan die bestond uit jongens en meisjes die even oud waren als ik. De ontmoeting met leeftijdsgenoten met een ernstige verstandelijke beperking was er eentje die mijn leven voorgoed veranderde. Ik was er enorm door gegrepen. Natuurlijk was ik de eerste dagen geschrokken en voelde het alsof wij niets met elkaar gemeen hadden. Maar na een paar dagen zag ik de mensen en niet langer de handicap. Toen kwam de echte klik of de ‘vonk’. Het raakte mij zo diep dat het uiteindelijk mijn leven geworden is, zij het nu op een eerder abstracte manier.”
Je bent al van alles geweest. Vrijwilliger, orthopedagoog, bestuurder. Waar ben jij het meest fier op?
“Op het grootvaderschap misschien? Ik heb straks 4 kleinkinderen en de energie die ik van hen krijg, is onbeschrijfelijk. Maar je bedoelt allicht professioneel. (lacht). Werken aan resultaten is belangrijk. Of je nu orthopedagoog bent of directeur. Maar de weg ernaartoe is minstens even belangrijk. Ik ben een man van processen. Veel meer dan wát je wil bereiken, vind ik het belangrijk hoe je iets bereikt. Draagvlak creëren en samenwerking zijn zo belangrijk. De job die ik nu doe, is daar eigenlijk het summum van. Wanneer ik geen draagvlak heb bij onze leden, kan ik niets bereiken. Pas op: dit is geen afscheidsinterview, hé (lacht). Ik ben nog maar 58 en kan dus zeker nog 9 jaar mee.”