Aan het woord: Lize Spit

Lize Spit
“Niemand is zonder hoogtes en laagtes, dat maakt ons mens”
Ik ben er niet. Het is de titel van Lize Spit haar tweede boek. Een liefdesverhaal, maar met een scherpe kant. Eén van de twee hoofdpersonages lijdt namelijk aan een bipolaire stoornis en dat zet veel druk op de relatie. Het boek kwam uit in december, maar het verhaal leefde al langer in Lize haar hoofd. “Mijn ex-partner was manisch depressief en moest opgenomen worden. Ik weet hoe het is: het eindeloze geduld, de onzekerheid en het doorgaan, tot je zelf op bent. Maar als naaste van de patiënt word je jammer genoeg nog te vaak over het hoofd gezien.”
Redactie: Nikkie Steyaert, fotografie: Lies Willaert
Het is tien uur in de ochtend. Lize kijkt me vanop het scherm veelbelovend aan, achter haar een grote boekenkast en in haar hand een mok koffie. “Die heb ik nodig voor de moeilijke vragen”, lacht ze. Ze is maar vaag bekend met de groep Broeders van Liefde, maar blij om te horen dat we ons onder andere inzetten voor geestelijke gezondheidszorg. “Bijna iedereen kent tegenwoordig wel iemand die het op een gegeven moment (even) niet meer ziet zitten. Als je het van dichtbij meemaakt, zal je het nooit meer weglachen. We moeten blijven streven naar bespreekbaarheid. Mentale problemen kunnen bij iedereen voorvallen, ik spreek uit ervaring.”
Dichtbij: Je hebt het dus persoonlijk meegemaakt …
Lize: “Niet als patiënt, maar als partner van. Al betekent dat zeker niet dat het geen impact op mijn leven en mijn eigen geestelijke gezondheid had. De schok die ik voelde wanneer ik voor het eerst op bezoek ging in de psychiatrie en mijn toenmalige partner zwaar verdoofd aantrof, is onbeschrijfelijk. Ik herkende hem niet meer. Niemand had me daarop voorbereid. Ik wist ook niet wat hij kreeg van medicatie, hoe lang hij in deze toestand zou blijven en wanneer hij terug naar huis mocht. Ik voelde mij verloren en ben huilend naar huis gefietst. Gelukkig had ik een goed sociaal vangnet, met vrienden waarbij ik terecht kon. Maar het is een vraag die mensen zouden moeten stellen: wie zorgt voor hen? Voor die partners, ouders of kinderen die alles gegeven hebben, tot ze er zelf aan onderdoor gaan?”
Politici die beslissingen maken over geestelijke gezondheidszorg zijn volgens mij mensen die denken dat ze nooit zelf hulp nodig zullen hebben. Anders zouden ze het toch menselijker organiseren?
Ongeloofwaardig
Dichtbij: In allebei je boeken worstelen de personages met mentale problemen. Hoe denk je over geestelijke gezondheidszorg in België?
Lize: “Ik geloof dat de geestelijke gezondheidszorg in België in theorie wel goed in elkaar steekt, maar dat het in de praktijk vaak spaak loopt. De politici die over de sector beslissingen maken, zijn volgens mij mensen die denken dat ze nooit geestelijke gezondheidszorg zullen nodig hebben. Anders zouden ze het toch menselijker organiseren? Ik vind het erg dat er zoiets bestaat als wachtlijsten. In mijn ogen faalt het systeem, als je geen hulp kan bieden aan diegene die erom vragen. Ik heb ook het gevoel dat de zorg nog te veel gericht is enkel en alleen op de patiënt, met te weinig oog voor de impact op de dichte omgeving. Om deze pijnpunten op te lossen, moet er dringend meer budget vrijgemaakt worden voor de geestelijke gezondheidszorg.”
Dichtbij: Jouw persoonlijke ervaringen heb je deels verwerkt in je boek. Heeft jou dat de zaken ook helpen verwerken en rust gebracht in je hoofd?
Lize: “Ik zou het geen rust noemen – schrijven gaat voor mij altijd gepaard met adrenaline – maar eerder een gevoel van veiligheid. Ik kan in mijn eigen project kruipen, in dat universum dat ik zelf heb gecreëerd en controleer, een wereld met personages die ik door en door ken. Het is iets helemaal van mij alleen. Daarom vind ik het ook zo moeilijk om aan het einde van het schrijfproces mijn boek af te geven aan de lezers. Op dat moment gaat het een eigen leven leiden dat ik niet langer kan controleren: mensen vormen opinies en eigen interpretaties. Ik las onlangs een reactie op “Ik ben er niet”, waar men schreef dat het verhaal ongeloofwaardig was en dat niemand in werkelijkheid zoveel geduld zou opbrengen. Als schrijver kan ik die kritiek plaatsen, maar als persoon kwetst me dat diep. Ik wéét dat het geloofwaardig is want ik heb het zelf meegemaakt. Aan de andere kant ben ik ergens blij voor die mensen dat ze nog met zo’n naïviteit door het leven kunnen gaan.”
Ik krijg meer positieve dan negatieve reacties, maar die laatste wegen jammer genoeg veel zwaarder door. Éen negatieve reactie overschaduwt 100 complimenten
Dichtbij: negatieve kritiek glijdt dus niet van je af …
Lize: “Ik krijg gelukkig meer positieve dan negatieve kritiek, maar dat laatste weegt jammer genoeg veel zwaarder door. Één negatieve reactie overschaduwt 100 complimenten. Dat is omdat ik complimenten vooral ontvang in naam van het boek, alsof ik een tussenpersoon ben. Het is moeilijk te internaliseren. Negatieve reacties ontvang ik echter in naam van mezelf. Misschien wil ik zo mijn boek beschermen?”
Dagboek
Dichtbij: Schrijven lijkt een eenzaam beroep. Ben jij het daarmee eens?
Lize: “Schrijven is een eenzaam beroep, maar dat maakt mij nog geen eenzaam persoon. Ik heb een groot sociaal netwerk, waar ik ook echte moeite in steek om het te onderhouden. Maar op professioneel vlak verkies ik de ‘eenzaamheid’, of eerder het alleen werken. Ik denk graag in andere mensen hun plaats. Dat zouden collega’s me niet in dank afnemen. Maar voor mijn eigen boek is dat net goed. Het is mijn taak om te denken in naam van mijn personages: wat ze voelen, zeggen en doen.”
Ik ben niet opgegroeid in een gezin waar open gepraat werd over gevoelens. Papier werd mijn klankbord en luisterend oor
Dichtbij: Was het altijd al het doel om schrijver te worden?
Lize: “Het was niet zo dat ik als kind droomde van een schrijverscarrière, maar ik hield er wel van. Ik was altijd dolgelukkig als we een opstel mochten maken in de les Nederlands. Thuis hadden we lang geen televisie of internet, dus ik spendeerde veel tijd in de bibliotheek. Schrijven was voor mij altijd al een manier om mezelf uit te drukken en om structuur te brengen in mijn eigen gedachten. Ik ben niet opgegroeid in een gezin waar open gepraat werd over zaken. Papier werd al snel mijn klankbord en luisterend oor. Ik vond er een bepaalde troost in en een houvast. Ik schreef altijd in mijn dagboek, vaak zeer feitelijke zaken, zoals bijvoorbeeld wat ik die dag gegeten had. Tot ik begon te puberen, dan ben ik ermee gestopt. Ik stoorde mezelf aan wat ik opschreef en vooral aan de manier waarop: dat stoere taaltje, het voelde niet als mezelf. Ik vond dat ik mijn dagboek niet in ere hield, dat ik die jarenlange ‘vriendschap’ ermee verpeste. Ik heb sindsdien nooit meer een dagboek bijgehouden, maar met schrijven ben ik natuurlijk nooit gestopt (lacht).”
Dichtbij: Hoe was jij als kind?
Lize: “Ik ging heel graag naar school, het was mijn veilige haven. Ik had ook een goede band met alle leerkrachten. Ik studeerde veel en nam dat ook heel serieus, zelfs als tiener. Misschien heeft dat te maken met mijn faalangst en perfectionisme. Ik kon soms nachtjes doorsteken om te studeren, in het middelbaar. Dat zou eigenlijk niet mogen: die druk op zo’n jonge leeftijd. Ik geloof dat scholen hier wel een stuk in verbeterd zijn en dat kinderen en jongeren beter begeleid en opgevolgd worden. Ik ben voorstander van het weglaten van percentages en die noodzaak om alles in kwantiteiten uit te drukken. Ik denk dat dat een goede evolutie is, al ben ik het dan weer helemaal oneens met het feit dat veel creatieve vakken verdwijnen of gemarginaliseerd worden. Het zijn vaak die leerlingen die stressen om de percentages, die energie halen uit het kunstig bezig zijn. Het lijkt me heel slecht voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren om die vakken weg te nemen.”
Herkenbaarheid
Dichtbij: Ben jij iemand die makkelijk relaties aangaat met andere mensen?
Lize: “Ik ben sociaal aangelegd en hou van open, eerlijke mensen met een beetje diepgang. Je maakt mij niet blij met een gesprek over koetjes en kalfjes. Ik vind het ook belangrijk dat mensen echt luisteren, dat ze niet vergeten dat ze je bepaalde dingen al gevraagd hebben. Ik let daar zelf ook hard op in mijn omgang met vrienden. Ook in het gesprek wil ik evenwicht: evenveel praten als luisteren. Ik ben heel empathisch, daar ben ik blij om, al zorgt het er af en toe wel voor dat omgaan met mensen vermoeiend kan zijn. Ik wil problemen helpen dragen. Dat zorgende zit heel hard in mijn karakter en soms gaat dat ten koste van mezelf.”
Dichtbij: Heb je ook zoveel empathie voor je personages?
Lize: “Tegenover mijn personages ben ik veel harder. Ik leef niet met hen mee en heb als schrijfster een bepaalde afstand van het verhaal. Ik laat me zeker niet meeslepen. Als het verhaal het rechtvaardigt, zou ik zonder verpinken mijn hoofdpersonage laten sterven. Ik ben vooral bezig met de structuur en de regie van het boek. Mijn schrijven hoeft de wereld niet te veranderen, maar ik vind het wel belangrijk dat het verhaal voor iemand iets kan betekenen. Dat bepaalde mensen zich kunnen herkennen in situaties en personages en zich daardoor gezien voelen, is mijn manier om dichter bij de lezer te komen. Zij die verder van de inhoud staan, hoop ik dan weer te stimuleren om buiten hun vertrouwde kader te kijken en zo milder te worden voor bepaalde thema’s.”
Ik vind het erg dat er zoiets bestaat als wachtlijsten. In mijn ogen faalt het systeem, als je geen hulp kan bieden aan diegene die erom vragen
Dichtbij: Je bent voor je boek teruggegaan naar het psychiatrisch ziekenhuis waar je ex-partner vroeger verbleef. Kon je de plek door andere ogen zien, nu je niet meer persoonlijk betrokken was?
Lize: “Waar ik me in het verleden niet geholpen voelde en me afvroeg waarom geen enkele hulpverlener me zag staan, besef ik nu dat het van ‘niet kunnen’ was, niet van ‘niet willen’. Ze hebben meer dan genoeg werk met de patiënten en er zijn gewoon handen tekort om ook nog eens met de naasten bezig te zijn. Ik heb in de psychiatrie met enkele zorgverleners gesproken en het waren allemaal warme mensen die kiezen voor de sector omdat ze een verschil willen maken. Ze gaven aan het anders te willen doen, persoonlijker en warmer, als ze de middelen en de tijd hadden. Dat vind ik jammer voor hen, dat ze soms het gevoel hebben tekort te schieten, ook al doen ze alles dat ze kunnen. De ziekenhuiservaring vond ik wel nog steeds wat beangstigend. Het cliché dat je in de films ziet, komt soms dichtbij de waarheid als je er als buitenstaander naar kijkt. Dat versterkt jammer genoeg het stigma dat reeds op geestelijke gezondheidszorg kleeft. Men kijkt teveel naar het instituut en te weinig naar de mensen. Daar zit volgens mij het probleem. Al merk ik wel dat geestelijke gezondheid meer bespreekbaar wordt en dat er minder taboe op rust dan vroeger. Mensen beginnen de ernst te begrijpen: Het zijn geen verzinsels of aanstellerij en het kan iedereen overkomen. Niemand is zonder laagtes en hoogtes, dat maakt ons mens. Het ergste dat je kan overkomen, is dat mensen je problemen niet serieus nemen en dat je er helemaal alleen voor staat.”
Schrijvershuisje
Dichtbij: Begin mei ben je ‘literair getrouwd’ met schrijver Thomas Gunzig, maar in het dagelijks leven ben je verloofd met Rob van Essen. Hoe denk jij over het huwelijk?
Lize: “Had je me een paar jaar terug gezegd dat ik vandaag verloofd zou zijn, ik had het niet geloofd. Ik heb nooit willen trouwen; ik zei dat ook letterlijk tegen mijn vorige partner. Alleen het gedacht al, bezorgde me een paniekgevoel. Maar met Rob is het anders. Hij is 25 jaar ouder en wij krijgen toch wel wat kritiek te verduren. Ik weet gewoon dat sommige mensen ons relatie niet serieus nemen. Maar wij menen het wel, dit is voor altijd en eeuwig. Misschien wil ik vooral trouwen om dat aan de buitenwereld te bewijzen? Sowieso wil ik geen klassieke trouw in de kerk, dat lijkt me veel te stresserend. Ik verkies een intiem moment, voor de wet, waar Rob en ik in het bijzijn van onze vrienden en familie elkaar vertellen waarom we elkaar zo graag zien.”
Dichtbij: Wat maakt jou gelukkig?
Lize: “ik vind geluk in kleine dingen. ’s Avonds een kaars aansteken, voor mezelf, omdat ik dat verdien. Een massage krijgen. Mijn plantjes verzorgen: water geven, stekjes controleren en verdorde blaadje weghalen. In een bed kruipen dat ik eerder die dag voorzien heb van fris gewassen lakens… Ik heb niet veel nodig. Ik ben geen avontuurlijk persoon en droom ook niet van ‘zotte’ dingen. Voor mij bijvoorbeeld geen wereldreis, geef me maar de natuur of de zee. De rust van de golven. Als ik mag dromen, dan is het van een klein schrijvershuisje aan de kust. Dat zou mij heel gelukkig maken.”
Wie is Lize Spit?
- Lize Spit (32) behaalde een master in scenario schrijven aan het RITS. Ze woont samen in Brussel met haar verloofde Rob van Essen.
- Ze werd als schrijfster bekend met haar debuut ‘Het Smelt’. In december bracht ze haar tweede boek uit: ‘Ik ben er niet’.
- Ze houdt van gezelschapsspelletjes (Rummikub, Dixit, Scrabble, …), koken, muziek, de zee en fris gewassen lakens.